Snoeien, verzorgen en vermeerderen

Deze decoratieve en gemakkelijke struik wordt waarschijnlijk het meest gebruikt voor de aanleg van parken, tuinen, openbare tuinen, kleuterscholen, ziekenhuizen, maar ook voor particuliere woningen, weekendhuizen en andere gevarieerde objecten. Verschillende soorten en cultivars van Spirea zijn aantrekkelijk vanwege hun sierwaarde, winterhardheid, lange bloeitijd en vermogen om stedelijke omstandigheden te weerstaan.

Terwijl vroeger alleen Van Gutta (de zogenaamde “bruid”) algemeen was, zijn er nu enkele tientallen soorten en variëteiten. De kleur van de bloemen van moderne spirea’s kan variëren van wit tot karmozijnrood. En de bladkleur varieert van helder groen tot geel. Spirea’s worden ook onderscheiden naar bloeitijd, grootte en structuur van hun bloeiwijzen.

Locatiekeuze en beplanting

Hoewel hij tegen lichte schaduw kan, toont hij zijn beste vorm in goed zonlicht. De plantplaats moet daarom worden gekozen in een goed verlichte ruimte met een ademende, voedzame bodem.

De diepte van het gat varieert gewoonlijk tussen 0,4 en 0,5-0,6 m, De breedte en de lengte hangen rechtstreeks af van de grootte van het wortelstelsel van de zaailing (ze moeten een derde groter zijn dan het wortelstelsel).

Aangezien de spirea niet tegen overmatig vocht kan, moet op de bodem van de kuil drainage met een hoogte van 7-8 tot 15 cm worden gegoten. Gewoonlijk gebruikt u fijn grind, steenslag of een mengsel van grind en zand.

De wortelhals van de zaailing (de plaats waar de takken eindigen en de wortels beginnen) moet zo worden geplaatst dat hij na het planten, water geven en krimpen op grondniveau ligt.

Zorg

Spirea’s hoeven minder water te krijgen.Zorg ervoor dat jonge struiken in de eerste 3-4 jaar worden losgemaakten verwijder grondig alle onkruid. Herbeplanting vindt plaats naarmate het gebied uitdijt en de bodem verdicht. Na het losmaken van het gebied rond de planten is het raadzaam ze te bedekken met een laag turfgrond, bladmulch, zaagsel of boekweit- of zonnebloemkaf. De hoogte varieert meestal tussen 5-6 en 7-10 cm. Mulch houdt vocht vast, houdt de grond kruimelig en vermindert de onderhoudstijd (minder vaak water geven, minder onkruid wieden).

Tweemaal per seizoen bemesten. De eerste bemesting moet helemaal aan het begin van het groeiseizoen plaatsvinden. Er moet een volledige minerale meststof (bv. Kemira Universal Spring-Summer) worden gekozen. Gebruik 100 tot 110 tot 120 gram van deze meststof per 1 m2.

Geef de struiken een tweede maal voeding in de periode 10-20 juni. Combineer deze keer organisch materiaal (verteerde mest, humus) en fosfor-kaliummeststof (superfosfaat). 5 tot 10 gram minerale meststof en 5 tot 6 kg organische meststof per 1 m2.

Een beetje over winterhardheid

Bijna alle Spirea’s zijn zeer winterhard. Ze zijn perfect bestand tegen strenge winters in de regio Amsterdam en zelfs in noordelijke gebieden. De drielobbige, eikenbladige, grijze en middelgrote vorstbestendige spiras zijn het meest winterhard. Ze kunnen ongeveer 40-45 graden vorst verdragen. De struiken blijven vrijwel onbeschadigd.

Aan de andere kant sterven Douglas-voet, Wilgenblad en Van Gutta struiken zeer snel af bij 40-50 graden vorst. Maar zulke lage temperaturen zijn uiterst zeldzaam in de Midlands, dus winterverblijven zijn niet gemaakt voor deze soorten.

Om de jonge spiralen van de Japanse, Bumalde, Nippon en witbloemige Spirea niet te beschadigen, worden ze voorzichtig in de grond gebogen, vastgezet met houten pinnen en vervolgens rijkelijk bedekt met afgevallen bladeren. De hoogte van de laag kan variëren van 10-12-15 cm.

Snoeien

Voor een correcte snoeibeurtje moet weten hoe laat het bloeit... Alle rassen en cultivars zijn onderverdeeld in vroegbloeiend (mei tot juni) en laatbloeiend (tweede helft van de zomer).

Vroegbloeiende soorten zijn Nippon, Van Gutta, medium, getand en eikenblad. Al deze soorten bloeien op de takken van het voorgaande jaar, zodat ze niet elk jaar gesnoeid hoeven te worden. Maar als je de struik kleiner of dikker wilt maken, kort je de scheuten wat in.

Deze spiralen moeten in het 7e tot 14e jaar van de teelt zwaar worden gesnoeid. Snoei vervolgens geleidelijk oudere takken terug om de ontwikkeling van nieuwe scheuten te stimuleren. Om de hele struik te verjongen, moeten alle scheuten worden teruggesnoeid tot aan de wortels.

Deze radicale snoei brengt de slapende knoppen uit het wortelkanaal naar buiten. Kies uit de jonge scheuten 5-7 van de sterkste en meest ontwikkelde exemplaren en snijd de rest weg. Ze zullen later een nieuwe struik vormen. Het snoeien gebeurt in het vroege voorjaar (maart/april).

Neem alle gebroken, zieke of beschadigde takken mee en snoei ze in de loop van het hele groeiseizoen weg (de zogenaamde hygiënesnoei).

Tot de laatbloeiende soorten behoren wit, Boomalde, wit, wilg, Japans, berk, Douglas en biljart. De bloemen van deze rassen bloeien op de jonge takken van het lopende jaar. De bloeiwijzen groeien voornamelijk aan de uiteinden van de scheuten.

De scheuten van deze planten moeten elk jaar worden ingekort tot krachtig ontwikkelde knoppen. Dunne en zwakke takken worden volledig verwijderd. Sterk snoeien zorgt voor de vorming en groei van sterke takken. Telkens wanneer u uw struiken snoeit, moet u de oudere scheuten, die na vier jaar geleidelijk zullen afsterven, wegsnoeien.

Hoewel elke tak tussen 5-6 en 7 jaar leeft, wordt hij over het algemeen als langlevend beschouwd omdat hij altijd scheuten krijgt van de wortels, die dan kunnen worden gebruikt om de verouderde scheuten te vervangen.

Voor regelmatige verjonging wordt de spirea af en toe tot op het bodemniveau teruggesnoeid (stompsnijden). Om te voorkomen dat de planten hun energie verspillen aan zaadvorming, moeten de bloeiende scheuten tijdig worden verwijderd.

Er zij op gewezen dat laatbloeiende spirea’s 15-20 jaar oud worden, waarna zij in landschapscomposities moeten worden vervangen.

Over voortplanting gesproken

Alle variëteiten en cultivars van Spirea, behalve de hybride variëteiten,Vermeerdert goed door zaad, scheuten en stekken (zomer en voorjaar).Jonge planten van de hybride spirea kunnen alleen vegetatief worden vermeerderd, aangezien dit de enige manier is om de volledige prestatie van de plant te behouden.

Maak voor het zaaien lage dozen of bakken klaar, die met bladhoudende humus of turfgrond worden gevuld. Het grondoppervlak moet goed bevochtigd zijn. De zaden worden gelijkmatig over het oppervlak verspreid en bedekt met een klein laagje lichte grond of fijne turf.

De eerste zaailingen ontkiemen na 7-10 dagen. De kiemkracht van spirea varieert van 45-50% tot 100%. Om te voorkomen dat planten door schimmelziekten sterven, worden ze gedrenkt met een oplossing van fytosporine of mangaan.

Na 2 tot 3 maanden kunnen de zaailingen worden opgehaald in een bedje van doorlaatbare, voldoende bevochtigde grond. Geef de jonge planten regelmatig water, verwijder onkruid en bedek ze met bladaarde of humus.

Snelle struikontwikkeling begint in het tweede jaar van de groei. De struiken worden geplant op de leeftijd van 3-4 jaar. De eerste bloei vindt plaats 3 jaar na het verschijnen van de scheuten.

Stekken voor vroegbloeiende spirea’s beginnen vanaf 1-5 juni, en voor laatbloeiende spirea’s vanaf 15 juni – begin juli. De stekken moeten 4 tot 5-6 internodiën hebben. Een mengsel van hoogveen en gewassen rivierzand in een verhouding van één op één is het beste om in te wortelen.

Het is raadzaam de uiteinden van de stekken vóór het planten 12-16 uur in een oplossing van indolylazijnzuur te weken. Na deze behandeling wortelen vrijwel alle stekken.

Een andere belangrijke bewortelingsfactor is de vochtigheid van de grond en de lucht, die op peil moet worden gehouden door regelmatig water te geven of door een kunstmatige nevelinstallatie te installeren. Wortelstekken pas het volgende voorjaar naar een permanente plaats brengen.

De gemakkelijkste en meest eenvoudige manier om nieuwe struiken te maken is het gebruik van enten. De laagste takken worden voorzichtig naar de grond gebogen, waar ondiepe groeven worden gemaakt. De takken worden daar geplaatst, zorgvuldig vastgezet met pinnen, de punt van de scheut afgesneden, bedekt met aarde en royaal bewaterd. Om ervoor te zorgen dat de uitlopers wortel schieten, worden ze gedurende het hele groeiseizoen regelmatig bevochtigd. Bedek de stekken bij vorst met een dikke laag loof. De volgroeide scheuten kunnen het volgende voorjaar worden geplant.